spruiten

Spruiten

Spruiten ontwikkelen zich in de bladoksels van de spruitkoolplant, tegen de harde stengel of stam aangevleid. Er bestaan zowel groene als paarse spruiten. Spruitplanten groeien goed in een vochtig klimaat en kunnen tamelijk veel vorst verdragen. Ze kunnen zelfs met gemak strenge vorst van wel -15 °C doorstaan. Door vorst wordt het zetmeel omgezet in suikers, wat de cellen wapent tegen bevriezing. Veel mensen eten ze het liefst als er een keer "de vorst overheen is gegaan", de smaak zou dan beter en zoeter zijn.

Spruiten telen is dus een heel karwij. Zoals alle kolen vragen spruiten een rijke voedingsbodem, maar anderzijds kan een overdreven toevoer van stikstof ertoe leiden dat de plant zich vergaloppeerd en uiteindelijk gaat ombuigen. Bovendien wordt ze dan gevoeliger aan ziektes of plagen (ook bladluizen houden heel erg van de spruitkool), wat in de biologische teelt natuurlijk extra problematisch is. Eigenlijk komt het erop neer dat je ze de nodige groeitijd moet gunnen, en die is nu eenmaal lang: vanaf het voorjaar tot in de winter. Daarna gebeurt het oogstwerk ook volledig met de hand. In winterse temperaturen, in de vrieskou, sneeuw, regen of wind durven je vingers dan wel eens gevoelloos te worden. Na haar eerste spruitenoogst beweerde onze landwijzerstagiaire Fien dat spruiten nooit meer hetzelfde zullen zijn!

Oorspronkelijk komen spruitjes uit het Middellandse Zeegebied, waar ze al duizenden jaren worden geteeld. Gedurende of na de Middeleeuwen is de teelt ervan ook in Noord-Europa begonnen, maar wanneer is onduidelijk. Volgens sommigen zijn ze ofwel reeds in de 5e eeuw, ofwel reeds in de 13e eeuw in onze contreien beland.

Weetje

Spruiten zijn een echte Belgische trots. De oorspronkelijke Franse naam is immers "Choux de Bruxelles". Ook in het Afrikaans (Brusselspruit), het Engels (Brussels sprouts), Italiaans (cavolini di Bruxelles), Pools (brukselka), Turks (Brüksel lahanası) en het Zweeds (Brysselkål) verwijst men nog steeds naar onze hoofdstad.

Bewaring

In een papieren zak op een droge plaats kan je ze 3 à 4 dagen goed bewaren.

Bereiding

In het begin van de winter bezitten spruitjes nog hun volle aroma. Verwijder de lelijkste blaadjes van de spruit tot hij felgroen is. Snijd het harde stukje van het stronkje eraf. Kerf grote spruiten aan de onderkant met een scherp mesje kruiselings in, ze zijn dan vlugger gaar. Kook spruitjes niet te lang in een bodempje water (10 à 15 min), beetgaar zijn ze immers lichter verteerbaar en bovendien smakelijker. Je kan ze ook roosteren in de oven, licht besprenkeld met wat olijfolie, peper en zout. Een hemelse combinatie is spruiten met spek of walnoten. Je kan ze ook rauw eten, schaaf ze dan zeer fijn in een winterse salade bijvoorbeeld.

Recepten